Joannes Pardo

Brugge (of Kales?) ± 1580 - 1637

Kloosternaam: Marcellianus van Brugge. Kapucijn van de Belgische en vanaf 1616 van de Vlaamse provincie.
Zoon van Joannes en (?) D’Espinoza. Geboren in Brugge (of Kales?) rond 1580. Geprofest te Doornik op 1 november 1601. Jurisdictie te Gent (4 augustus 1614, 30 april 1615). Gardiaan en eerste overste in nieuwe stichting te Den Bosch (1613); novicemeester (1613-1616) en gardiaan (1614-1615) te Gent; gardiaan (en magister) te Leuven (1616-1617); discreet te Antwerpen (1620); gardiaan (en overste) te Aalst (1620-1621); discreet te Dendermonde (1621); discreet te Kortrijk (1622); gardiaan te Antwerpen (1622-1623); discreet te Brussel (1624-1625); gardiaan te Sint-Winoksbergen (1625-1628); gardiaan te Ieper(en) (1628-1629); gardiaan te Aalst (1930-1631). Definitor (1622-1626, 1630); verkozen tot custos (Brabant) in 1624. Sterft ("in geur van heiligheid") in Den Bosch op 29 november 1637.
Op het provinciaal definitorum van 6 sept. 1631 wordt hij op zijn verzoek ontslagen van welk overheidsambt dan ook, om een rustig(er) leven te kunnen leiden. Op 29 september 1632 wordt te Brussel beslist hem als missionaris naar Den Bosch te sturen. In 1633 is hij te Nijmegen, waar men hem als vaste missionaris wil houden. Wordt echter benoemd tot vicaris-provinciaal van gans de Hollandse kapucijnermissie (14 oktober 1633 en opnieuw in 1635). (ACB, III 1006, blz. 322-323, zie digitale versie: www.capuchins-in-the-low-countries.org). Als overste moet hij moeilijkheden oplossen te Ravenstein en Nijmegen.

(Mogelijk) de auteur van volgende werken:
1. Dit is een geestelijc pepelken.
Hs. Brussel, Kon. Bibl., 4920-4921 (Van den Gheyn, 2422), fol. 137v°-142v°
Uitgave door Gerlachus, P. Marcellianus van Brugge en Het geestelijc pepelken, in Franciscaansch Leven, 16 (1933), blz. 17-24, 239-247.
Zie ook L. Reypens, Pelgrim Pullen (1550-1608), in Ons Geestelijk Erf, 3 (1929), blz. 132-138.
2. Anthologie in het Nederlands van Johannes van het Kruis, Noche oscura en van de Subsida
Hsn. Brussel, Kon. Bibl., III 1349; Amsterdam, Theologische Bibliotheek, 92 F 24; Gent, Un. Bibl., 1327
J. Reynaert, Un troisième manuscrit de Jean de la Croix par Marcellianus (Gand, Bibliothèque Universitaire, ms. 1327), in Spiegel der letteren, 32 (1990), blz. 71-73; K. Porteman, Dwers door eenen duysteren nacht. Zeventiende-eeuwse Nederlandse vertalingen van gedichten van Juan de la Cruz, in Verslagen en Mededelingen der Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1973, blz. 103-186 (vooral blz. 106-128); K. Porteman, La traducción mas antiquas de San Juan de la Cruz en Neerlandes, in Ephemerides Carmeliticae, 26(1975), blz. 252-254.
3. Mogelijk ook de vertaler van de Regel van volmaaktheid van Benedictus van Canfield
Zie Hildebrand, De kapucijnen, 9 (1955), blz. 715-717.
4. Benoemd tot vicaris provinciaal van Holland, 14 oktober 1633 en opnieuw in 1635; verslag over zijn visitatie in het voorjaar van de Hollandse missie: J. Cornelissen, Romeinsche bronnen voor de kerkelijke toestand der Nederlanden, 1: 1592-1651, blz. 3-8, 402, 420, 485, 524-528 (verslag), 539, 677.
5. Protest tegen politiek van kapucijn Jozef van Parijs wegens de verdrukking door de Fransen van de katholieken na verovering van Den Bosch, 6 april 1633. (ACB, I 4407 en I 1220)
(digitale versie : www.capuchins-in-the-low-countries.org)
Zie ook Parijs, Bibl. Prov., hs. 1356, blz. 203.
Hildebrand, De kapucijnen, 6 (1951), blz. 185.
6. Casus. De religioso qui propter infirmitatem petiit eximi ab anni concursus ad supperdoratus. (ACB, III 6046); Hildebrand, P. Marcellianus van Brugge, in Franciscaansch Leven, 14(1931), blz. 205-212.
7. Klacht tegen de jezuïeten i.v.m. de verdachtmakingen van Andreas van Antwerpen in 1623-1624. (ACB, III 1012, blz. 59; I 4255)
Nunciatuur V, 514, 551. Hildebrand, De kapucijnen, 9 (1955), blz. 143.
Literatuur
Lexicon Capuccinum, kol. 1032.; Clarentius, Pater Joannes Evangelista van 's Hertogenbosch, in Ons Geestelijk erf, 8 (1934), blz. 375, 377, 378; Hildebrand, De kapucijnen, 5 (1950), blz. 31, 33, 68, 75, 98, 115 n. 2, 210, 238, 268, 273, 326, 333, 376; 6 (1951), 26 n. 5, 27, 28 n. 4, 34, 40, 74, 77-80, 107-108, 139-140, 176, 184-186, 208, 228, 557-58; 7 (1952), blz. 456 (nr. 3241); 8 (1954), blz. 98 n. 2, 114, 167, 279, 336, 469 n. 2, 716; 9 (1955), blz. 143, 352, 599.; Hildebrand, P. Marcellianus van Brugge, in Franciscaansch Leven, 14 (1931), blz. 205-212; K. Porteman, Marcellien de Bruges, in Dictionnaire de Spiritualité, 10 (1977), kol. 295-297.; K. Porteman, Nederlandse mystici uit de 17e eeuw of de mystici van "den niet", in Ons Geestelijk erf, 47 (1973), 386-407; Metodio da Nembro, Quattrocento scrittori spirituali, Roma, 1972, blz. 404-405; Optatus, De spiritualiteit van de Capucijnen in de Nederlanden gedurende de XVIIe en XVIIIe eeuw, (Utrecht en Brussel, 1948).
G. Van Reyn en E. Persoons
Literatuur en bronnenpublicaties

P. Hildebrand, De Kapucijnen in de Nederlanden en het Prinsbisdom Luik V (1950) 31, 33, 68, 75, 98, 115n, 210, 238, 268, 273, 326, 333, 376; VI (1951) 26n, 27, 28n, 34, 40, 74, 77-80, 107-108, 139-140, 176, 184-186, 208, 228, 557-58; VII (1952) 456; VIII (1954) 98n, 114, 167, 279, 336, 469n, 716; IX (1955) 143, 352, 599

n: vermelding in een voetnoot